Nieuws

Schriftelijke bedenkingen tegen het “Ontwerp Derde partiële streekplan van de Provincie Utrecht”, het zogenaamde Ruimte voor Ruimtebeleid

De provincie Utrecht legde onlangs het "Ontwerp Derde partiële herziening streekplan provincie Utrecht" ter inzage. Met deze herziening wordt een planologische regeling getroffen voor het zogenaamde "Ruimte voor Ruimtebeleid" in het oostelijk deel van de provincie Utrecht, dus ook voor alle Eemvallei-gemeenten. De herziening maakt (onder bepaalde voorwaarden) de bouw van een woning op een bouwperceel mogelijk. Maar dan wel in combinatie met verplichte sloop van agrarische bedrijfsgebouwen. Het gaat daarbij voornamelijk om sanering van intensieve veehouderijen.

Brief aan Gedeputeerde Staten: ingebrachte schriftelijke bedenkingen

Wij zijn een stichting die zich ten doel stelt om de kwaliteiten van het Eemvallei-gebied te beschermen en te behouden. Aanleiding voor het ontstaan van deze stichting vormen een aantal potentiële ontwikkelingen in het gebied, waardoor sluipenderwijze de kwaliteiten van dit gebied worden ondermijnd. Het Eem-gebied ligt -als oase van rust en ruimte- te midden van de zich verder ontwikkelende Oostflank van de Randstad. Wij willen de kwaliteiten van de Eemvallei beschermen en uitbouwen. Meer informatie is te vinden op onze internetsite www.eemvallei.nl.

De aanleiding voor onze reactie vormt de ter visie gelegde "Derde partiële herziening van het streekplan Provincie Utrecht". Wij kunnen ons op hoofdlijnen verenigen met de doelstellingen die worden nagestreefd. Wij hebben echter wel enkele opmerkingen over de regeling van de wijze waarop deze doelstellingen worden nagestreefd.

De Reconstructiewet concentratiegebieden moet nog worden vastgesteld door de Eerste en Tweede Kamer. U geeft zelf al aan dat de gedachtenvorming omtrent het nieuwe beleid nog niet volledig is uitgekristalliseerd. Daarom geeft u aan zonodig gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid of uitwerkingsbevoegdheid.
Vanuit het oogpunt van flexibiliteit is dat wellicht wenselijk, maar vanuit het oogpunt van rechtszekerheid voor alle betrokkenen kan men zich afvragen of het niet verstandiger is nog even de ontwikkelingen op dit beleidsterrein af te wachten alvorens deze herziening vast te stellen.

Omdat de provincie in het geval van, dat geen sprake is van bouwcompensatie op het te saneren perceel, de kosten van sloop en de gecorrigeerde vervangingswaarde voorfinanciert en vergoedt en dit zelf moet ’terugverdienen’ door de ontwikkeling van 1 of meerdere geconcentreerde bouwlocaties ontstaat de schijn van vermenging van financiële en ruimtelijke belangen. Wij vragen ons af of een afweging ten aanzien van een verantwoorde ruimtelijke inpasbaarheid en de daarbij in het geding zijnde belangen kan plaatsvinden zonder dat de financiële belangen hierop van invloed zijn. Wij geven -om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen- in overweging om de financiële aspecten van deze regeling onder te brengen in een aparte rechtsvorm, die meer op afstand staat van het provinciebestuur.

In onze optiek zijn de voorschriften die de woningbouw op het bouwperceel mogelijk maken dermate concreet dat indien hieraan wordt voldaan een ‘ bouwrecht’ ontstaat. Anders dan u aangeeft moet hieruit worden geconcludeerd dat dit onderdeel van de regeling derhalve concrete beleidsbeslissingen zijn, waartegen de mogelijkheid van bezwaar en beroep open staat. Het is van belang dat hierover geen misverstanden bestaan omdat anders betrokkenen -indien zij thans niet reageren- in de loop van concrete projecten wellicht geen mogelijkheid hebben van bezwaar en beroep.

In de regeling zelf dient te worden aangegeven dat het moet gaan om bestaande opstallen die nu in gebruik zijn voor intensieve veehouderij, of inmiddels leegstaande stallen die de afgelopen drie jaar (peildatum vaststelling partiele herziening) in gebruik zijn geweest voor intensieve veehouderij (staat nu alleen in de algemene toelichting). Volgens ons moet daarbij ook worden vermeld dat het moet gaan om legale situaties (waarvoor dus een bouw- of milieuvergunning is verleend). Het kan namelijk niet zo zijn dat illegaal gebruik zou worden beloond met de bouw van een extra woning. Tegen illegale zaken die jonger zijn dan drie jaar kan (en moet) de overheid gewoon handhavend optreden!

Een overeenkomst tussen een overheid en een particulier inzake planologische kwesties (in casu de sloop van bedrijfsgebouwen) is onverbindend indien de overheid de mogelijkheid heeft om dit via een publiekrechtelijke weg te regelen. De sloop is publiekrechtelijk waarschijnlijk afdwingbaar als voorwaarde verbonden aan het besluit tot vrijstelling ex artikel 19 WRO door de gemeentelijke overheid om medewerking te verlenen aan de nieuwbouwwoning. Die gemeentelijke overheid moet dat dan wel doen en bereid zijn handhavend op te treden tegen het niet voldoen aan zo’n voorwaarde. Voor het overige is het van belang dat gemeentelijke overheid de oude bouwrechten die verankerd zijn in het bestemmingsplan (en de niet-gewenste ontwikkelingen juist toestaan), gelijktijdig met het nieuwe bouwrecht voor een woning op het perceel, schrapt; dat wil zeggen: op dit onderdeel het bestemmingsplan onmiddellijk herziet. De gemeentelijke planpraktijk laat zien dat er (grote) achterstanden zijn met de herzieningen. Het is -gelet hierop- dus allerminst zeker dat uw beleidsdoelstellingen worden zekergesteld! Dit verdient in onze optiek nadere aandacht. Vanuit deze optiek is ons inziens de vraag of de regeling in de toelichting op voorwaarde 3 sub c (2 bedrijven kunnen alleen niet, maar samen wel voldoen aan voorwaarde en mogen dus 1 woning bouwen mits opstallen op beide percelen worden gesloopt) juridisch wel zeker is te stellen. Overigens is dit onderdeel strikt genomen geen toelichting, maar een apart voorschrift, en zou om die reden gewoon onder 3. zelf moeten worden vermeld in plaats van in de toelichting.

In de regeling is niet onderkend dat woningen ook bijgebouwen hebben (garages/schuren). In de provinciale handleiding bestemmingsplannen buitengebied is dit mogelijk tot 50m2 (met vrijstelling tot 80 m2). In de regeling moet iets over de regulering van de bijgebouwen worden gezegd. Dit kan betekenen dat indien u dit als extra wilt toestaan, de bebouwing niet met 90% (of 80%) verminderd, doch slechts met 85 (of 75%).

Wij geven u in dringende overweging om onze opmerkingen te verwerken in de -op enig moment- vast te stellen regeling. Wij hopen dat hiermee een adequate regeling ontstaat waarmee de doelstellingen van het beleid worden bereikt.