Nieuws

Provincie Utrecht wil meer windenergie maar niet in de open en ruimtelijke Eemvallei. Toekomstige windparken in zee kunnen aan landelijke elektriciteitsbehoefte voorzien

In het gemeentehuis van Soest vond onlangs een symposium plaats over mogelijkheden voor het opwekken van meer windenergie in de provincie Utrecht. Het symposium was een initiatief van de gemeente Soest, de provincie Utrecht en de REMU. In haar inleiding ging oud-minister van VROM, mevrouw De Boer in op de taakstelling die gemeenten hebben om windturbines (windmolens) te plaatsen. Als er meer windenergie wordt geproduceerd, hoeven de elektriciteitscentrales minder energie op te wekken waardoor de uitstoot van broeikasgassen vermindert. Broeikasgassen zorgen er namelijk voor dat zich om de aarde een deken van broeikasgassen vormt waardoor de zonnewarmte wordt vastgehouden waardoor de temperatuur op aarde stijgt met als gevolg meer regen en smelting van het poolijs. De gevolgen daarvan zijn weer dat het zeewaterniveau en de temperatuur op aarde zullen stijgen. Dat zal heel veel regen betekenen die overstromingen tot gevolg kunnen hebben.

Zij deed het voorstel aan de gemeenten die in of aan de rand van de kwetsbare Ecologische Hoofdstructuur liggen om contact zoeken met gemeenten waar wel mogelijkheden zijn voor windmolens en hen daarbij dan financieel te steunen. Onder de aanwezige gemeenten bestond zichtbaar belangstelling voor dit plan. De REMU gaf aan dat zij concrete plannen heeft voor het plaatsen van diverse windturbines in de provincie. De Stichtse Milieu Federatie is blij met de belangstelling voor windenergie, maar stelt wel veel randvoorwaarden bij de mogelijke locaties, o.a. niet in de Open Ruimte en niet in de Ecologische Hoofdstructuur.

De Provincie heeft reeds aangegeven dat natuurgebieden binnen de ecologische hoofdstructuur, stiltegebieden en gebieden waar de Europese vogel- en habitatrichtlijn van toepassing is, niet geschikt zijn.

De ontwikkeling van dit ruimtelijk deelbeleid is nodig omdat het huidige streekplan onvoldoende aanknopingspunten biedt. De planontwikkeling is dan ook in de eerste fase een uitwerking van het huidige streekplan. Deze fase wordt medio 2001 afgerond. De statencommissies worden hierbij nauw betrokken. De tweede fase bestaat uit een locatieonderzoek, dat in nauw overleg met de gemeenten wordt uitgevoerd.

De voorkeurslocaties of stimuleringsgebieden die hieruit naar voren komen, zullen dienen als bouwstenen voor het nieuwe streekplan, dat naar verwachting eind 2003 wordt vastgesteld. Locaties voor de plaatsing van de windmolens worden in overleg met gemeenten gezocht.

Burgemeester en wethouders van gemeenten, belanghebbende organisaties en de statencommissies Water & Milieu en Ruimte & Groen worden bij de aanvang van fase twee, in augustus 2001, uitgenodigd om over de aanpak van gedachten te wisselen.

De SMF ziet goede mogelijkheden voor enkele molens bij grote infrastructurele werken als Oudenrijn en op bedrijfsterreinen. De provincie Utrecht, bij monde van gedeputeerde Rombouts, ging nader in op het beleid dat zij de komende jaren gaat voeren om meer duurzame energie op te wekken.

De stichting ‘Behoud de Eemvallei’ deelt het standpunt van de Stichtse Milieufederatie. In de Eemvallei mogen geen windmolens komen omdat deze is gelegen in het zonegebied van de Ecologische Hoofdstructuur, de aanwezigheid van stiltegebieden en vanwege het aspect van horizonvervuiling van de unieke Open Ruimte van de Eemvallei. Windenergie opwekken op de Noordzee is een geschikt alternatief voor opwekking op de steeds schaarser wordende ruimte op het land. Op zee is ook meer wind beschikbaar. Het waait er 40% harder dan op land. Op zee zijn er maar vijf windstille dagen per jaar. Uit het DEWI-rapport (oktober 2000) blijkt dat windmolens op zee economisch rendabel zijn en mits goed geplaatst, geen bedreiging zijn voor het kwetsbare zeemilieu. Verder laat het rapport ondubbelzinnig zien dat er op zee genoeg potentieel is voor de vijf Noordzeelanden Duitsland, Denemarken, Groot-Brittannië, Nederland en België om in totaal zonodig aan een dubbele elektriciteitsbehoefte te voldoen. De gemiddelde windkracht is vijf op de hoogte van een windturbine van zestig meter.

Bron: Nieuwsbrief SMF/ Baarnsche Courant/ SBDE/ Greenpeace