Nieuws

Stichting: “Rugstreeppadden-onderzoek onjuist uitgevoerd”

Tijdens een bijeenkomst in het Baarnse gemeentehuis lichtte wethouder Glastra van Loon het collegebesluit om een deel van het Baarnse Bestevaer-natuurterrein te laten asfalteren voor een basketballveld toe.De stichting is niet tegen een speelterrein maar wel eentje zonder asfalt.

Bestuurslid C.V. Koolmees bracht namens de stichting ‘Behoud de Eemvallei’ naar voren dat het onderzoek van ‘Bureau Natuurbalans-Limes Divergens BV’ onjuist was uitgevoerd en daarop kun je als college van B&W geen juiste beslissing nemen. Zo’n onderzoek dient volgens de stichting gespreid over het hele jaar plaats te vinden waardoor men een juist beeld over de aanwezigheid van rugstreeppadden krijgt. Nu heeft het onderzoeksbureau slechts na 1 dag het terrein onderzocht en geconcludeerd dat er geen rugstreeppadden te vinden zijn. De stichting heeft de minister van LNV verzocht actie te ondernemen en B&W Baarn erop te wijzen dat het onderzoek onjuist is uitgevoerd. Tevens zal de stichting officieel bezwaar tegen dit Baarnse collegebesluit maken.

Verweer

De van de gemeente Baarn ontvangen brief d.d. 11.08.04 vermeld dat is gebleken dat in het plangebied de aanwezigheid van rugstreeppadden niet kan worden aangetoond. Dit is verklaarbaar omdat de stichting van mening is dat het onderzoek niet juist is uitgevoerd.

Volgens de stichting trekt de gemeente Baarn ook de voorbarige conclusie dat het betreffende gebied weinig tot geen waarde heeft voor de rugstreeppadden en dat er geen schade zal optreden voor welke amfibieënpopulatie dan ook die in het gebied voorkomt.

De stichting heeft het rapport aandachtig gelezen en wil daar nu op ingaan.

Opgemerkt zei dat er een fout staat op pagina 3 van het rapport . Daar staat vermeld dat de Eem ten zuidwesten van het betreffende perceel ligt terwijl dat ten zuidoosten is. Dit geeft reeds aan dat het rapport niet met de nodige zorg is samengesteld.

In het rapport staat verder vermeld dat ten zuiden van het perceel in de agrarische graslanden een kleiner slootje is te vinden. Dit is juist als je het hebt over de betreffende locatie maar een leefgebied van rugstreeppadden moet in een groter verband worden bezien en dan is er sprake van vele sloten.

Op pagina 7 van het rapport wordt aangegeven dat bij het archief van de stichting Ravon de gegevens uit 1987 van amfibieën en reptielen zijn opgevraagd van de betreffende locatie. Daaruit bleek toen keihard de aanwezigheid van rugstreeppadden, middelste groene kikkers en bruine kikkers.

Op 10 juni 2004 bezocht het betreffende bureau het terrein in opdracht van de gemeente Baarn. De stichting Behoud de Eemvallei stelt vast dat in het rapport onvermeld is gebleven dat het een warme dag betrof, namelijk 23.9 graden C terwijl dit belangrijk is om te vermelden omdat veel diersoorten zich verschuilen bij zo’n warme dag.

Extern werd de stichting geïnformeerd (Ravon) dat zo’n uitgevoerd veldbezoek ieder jaar, minimaal 4 keer dient plaats te vinden. De bezoekdata zijn afhankelijk van de periode waarin de aanwezige soorten actief zijn. Het gebied dient 2 maal overdag en 2 maal ’s avonds bezocht te worden. Juist is om het telgebied éénmaal in maart, éénmaal in april/begin mei, éénmaal eind mei/begin juni en éénmaal in juli/augustus te bezoeken. Pas na een laatste veldbezoek kan worden vastgesteld wat er in dat jaar is aangetroffen. Een veldbezoek dient dus over een langere periode te worden uitgevoerd. Het huidige rapport dat maar op 1 dag veldbezoek steunt is volgens de stichting gewogen en te zeker te licht bevonden.

In en nabij wateren is gezocht naar adulten en larven van amfibieën. Er zijn gewone padden in een droogstaande sloot in het aangrenzende agrarische gebied aangetroffen onder een oude doos en een oud stuk hout. Dit geeft al aan dat het deze dieren zich verscholen.

Verder vermeld het rapport dat tijdens het veldbezoek door bureau Natuur Balans geen rugstreeppadden zijn aangetroffen. Er is gekeken naar het betreffende gebiedje dat bestaat uit volledig gemaaid gras. De stichting vindt dit opmerkelijk omdat hierbij het vermoeden ontstaat dat het gras daar is gemaaid kort voordat het veldbezoek is uitgevoerd, waardoor de rugstreeppadden kunnen zijn verjaagd. De gemeente heeft zich niet ingezet om het leefgebied van de rugstreeppadden en andere beschermde dieren te beschermen en zonodig het gebied te herstellen. Sterker nog, op deze plaats worden zelfs door een particulier regelmatig fretten tijdelijk losgelaten die daar op kikkers en padden jagen.

Pagina 10 van het rapport vermeld dat op en in de directe omgeving van het gebied geen beschermde planten en -dieren zijn aangetroffen. De stichting stelt dat dit een momentopname betreft want beschermde dieren zoals vleermuizen en diverse vogelsoorten komen er zeker voor. De hoge bomen worden namelijk door roofvogels gebruikt als uitkijkpost om van daaruit te jagen in het aangrenzende veld.

Op dezelfde pagina staat vermeld dat het gebied niet voldoet aan de eisen die rugstreeppadden aan hun leefgebied stellen. De stichting vraagt zich nu af hoe dan de aanwezigheid van de rugstreeppadden in 1987 te verklaren was omdat het gebied immers nauwelijks is veranderd.

De conclusie van het bureau dat de kans klein is dat gebied onderdeel uitmaakt van het leefgebied van rugstreeppadden, berust volgens de stichting zeker niet op door het bureau aangedragen feiten.

Er wordt door het bureau verklaard dat er geschikt voortplantingswater voor de rugstreeppadden ontbreekt terwijl het bureau in datzelfde rapport aangeeft dat dit de sloot kan zijn ten zuiden van de locatie. Daarin was op dat moment geen water aanwezig maar de stichting verklaart dat dit maar daar zelden voorkomt. Vandaag is deze sloot bezocht en deze stond vol water. Zie foto. Omdat er toen geen water in de sloot stond kon de aanwezigheid van larven niet worden onderzocht terwijl dit toch van wezenlijk belang is. De provincie geeft zelfs in haar ‘Soortbeschermingsplan Rugstreeppad’ aan dat deze paddensoort in smalle rijk begroeide slootjes haar eieren afzet en de stichting stelt dat dergelijke sloten daar juist aanwezig zijn.

De eindconclusie van het bureau is dat er nu geen rugstreeppadden zijn aangetoond maar dat deze dieren wel in de omgeving voorhanden kunnen zijn. De stichting merkt hierbij op dat de onderzochte locatie niet bij voorbaat geschrapt kan worden als leefgebied van rugstreeppadden. De betreffende locatie maakt namelijk deel uit van een groter geheel waarin de rugstreeppadden leven. Derhalve zal er een ontheffing bij de minister dienen te worden aangevraagd.

Verder wordt door het bureau gesteld dat de betreffende locatie weinig tot geen waarde heeft voor de rugstreeppad. De stichting is van mening dat dit veldtoezicht niet juist is verricht en verzoekt derhalve aan de gemeente Baarn om een tweede rapportage uitgevoerd door een ander natuurbureau.